Parlementaire Commissie, Laeremans vs Landuyt: de laatste doet alweer geen duidelijke uitspraken


Maandag 5 februari 2007

 

04 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Mobiliteit over "de onevenredige wijze waarop de nachtvluchten het afgelopen jaar werden gespreid" (nr. 13803)

04.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb deze vraag enige tijd geleden ingediend. Het was de bedoeling dat ze samen met een andere vraag over de spreiding zou worden behandeld, maar blijkbaar was ze net buiten de tijd. Dat is geen probleem, want nu kan ik misschien een grondiger antwoord krijgen.

Volgens cijfers van de Actie Noordrand – zij waren in het verleden altijd correct met hun cijfermateriaal – is in 2006 niet alleen een stijging van het aantal nachtvluchten vanuit Zaventem vast te stellen, maar ook een grotere concentratie boven de noordrand, die via baan 25R reeds 78% van de dagvertrekken over zich heen krijgt. Concreet is er een stijging van het nachtelijk gebruik van baan 25R met 662 vluchten of 5,5% vergeleken met 2004, en een daling van het gebruik van baan 25L en baan 20 met respectievelijk 3,5% en 8,3%.

Volgens de eerste gegevens van januari wordt de overconcentratie boven de noordrand via baan 25R aangehouden. In de plaats van een voortdurend betere spreiding zoals die vroeger was aangekondigd, krijgen wij dus opnieuw meer concentratie. Kan de minister deze cijfers bevestigen? Kan de minister hiervoor een verklaring geven? Wordt op geregelde tijdstippen geen evaluatie van het spreidingsbeleid gehouden zodat u na x aantal maanden kunt zien of een bepaalde regio onevenredig werd behandeld? Of wordt dat niet onderzocht? Welke initiatieven zal de minister nemen om tot een betere spreiding te komen, zowel voor dag als nacht? Op welke wijze zal de minister ervoor zorgen dat nachtvluchten met een oostelijke bestemming in de toekomst minder over de Noordrand zouden opstijgen. Het is logisch dat zij geen heel grote bocht rond Brussel maken maar rechtstreeks in oostelijke richting vliegen of afdraaien. Dit lijkt veel evenwichtiger.

04.02 Minister Renaat Landuyt: Mijnheer de voorzitter, het is aan de Actie Noordrand om haar cijfers uit onverdachte bronnen te betrekken. Ik voel mij met alle respect niet geroepen om iets af te dingen of toe te voegen aan hun betrouwbaarheid.

Het gebruik van de opstijg- en landingsbanen op Brussels Airport, zoals de nationale luchthaven thans wordt genoemd, hangt niet alleen af van het systeem van preferentieel baangebruik, dat een theoretisch model voor de opstijgingen en de landingen is, maar ook van de weersomstandigheden en de praktische beschikbaarheid van de banen. Dat heeft tot gevolg dat, zelfs wanneer het systeem onveranderlijk blijft gelden, het effectief gebruik van de banen niet alle jaren gelijk is.

Ten derde, de besprekingen met de Gewesten om voor de nationale luchthaven een werkbaar uitbatingkader vast te leggen met betrekking tot de geluidsproblematiek, zijn nog steeds lopende.

04.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dat was een heel vaag en algemeen antwoord, waaraan wij heel weinig hebben.

Ten eerste, u bevestigt in elk geval wel de cijfers, althans, u ontkent niet dat deze cijfers overeenstemmen met de realiteit. Dat is al iets.

Ten tweede, wij weten ook wel dat de weersomstandigheden belangrijk zijn bij het bepalen van de routes en van het gebruik van de banen en dat ook de praktische beschikbaarheid naar aanleiding van eventuele werken belangrijk is. Precies daarom is het verkeerd om zich te beperken tot één maand om direct conclusies te trekken. Als men het echter over een heel jaar bekijkt, dan kan men natuurlijk wel een beter zicht hebben.

Men heeft steeds aangekondigd, nadat het spreidingsplan-Anciaux werd ingevoerd, dat men zou gaan naar meer spreiding, zeker 's nachts, omdat het 's nachts gemakkelijker is gezien het beperkte aantal vluchten. Wij zien nu de tegenovergestelde beweging. U als minister slaagt er niet in om die bijkomende spreiding te realiseren. Integendeel, onder uw mandaat stellen wij en de actiegroepen vast dat er een herconcentratie plaatsvindt, wat sommige anderen ook mogen beweren.

Ik vind dat spijtig. Ik zou minstens verwachten dat u op geregelde tijdstippen, bijvoorbeeld halfjaarlijks, een evaluatie maakt, daaruit een aantal conclusies trekt en de spreiding aanpast. Vermits u toch om de week of om de veertien dagen het baangebruik regelt, kunt u in heel belangrijke mate de spreiding beïnvloeden. Tot nader order, tenzij er een andere verklaring is, ligt u zelf, uw beslissingsbeleid, aan de basis van de onevenredige spreiding en aan de basis van de herconcentratie.

U bent de weg van mevrouw Durant aan het opgaan. Die deed hetzelfde. Zij concentreerde ook meer en meer en zorgde er steeds meer voor dat Brussel gespaard werd, dat vliegtuigen die oostwaarts moesten, helemaal via het noorden rond Brussel moesten vliegen. Mijnheer de minister, u bent een Durant bis aan het worden. Ik vind het bijzonder spijtig, na de eerste aanzetten tijdens deze legislatuur, dat het zo sterk achteruitgaat.

Het incident is gesloten.